Het nut van de bil

Billen zijn vaak prettig om naar te kijken, maar dat is niet de belangrijkste reden voor de schepping ervan: ze zijn vooral heel handig bij het zitten. Als fraai staaltje scheppingskunst passen ze dan ook goed in de reeks teleologische godsbewijzen van Djibrīl ibn Nūḥ, aan de uitgave van wiens Kitāb al-i‘tibār fī al-malakūt ik nog steeds werk. Meer daarover hier. Hij schrijft over de bil:

  • Waarom zou dat zachte vlees op de dijen van een mens zijn aangebracht, als het niet was om hem te beschermen voor de harde grond, zodat hij geen pijn voelt als hij erop zit? Een dunne persoon met weinig vlees kan pijn hebben als er niets is tussen hem en de grond.1

De laatste zin lijkt de eerste enigszins te ontkrachten. Zou het een toevoeging zijn van een broodmagere student, die zich met het copiëren van handschriften maar nauwelijks in leven kon houden?

De eerste nog bekende auteur die over de bil heeft geschreven is Aristoteles:

  • […] door de billen vlezig te maken heeft de natuur ze nuttig gemaakt voor de rest van het lichaam. Viervoeters hebben er geen probleem mee te blijven staan. Zij worden niet moe als zij voortdurend op hun voeten blijven staan – voor hen is het even goed als gaan liggen, want zij hebben vier steunen onder zich. Maar mensen kunnen niet voortdurend comfortabel rechtop blijven staan: hun lichaam heeft rust nodig, het moet zitten. Dat is de reden dat de mens billen heeft, vlezige benen en geen staart […]2

Djibrīl zou het vers vertaalde werk van Aristoteles zelf gelezen kunnen hebben, maar minstens zo waarschijnlijk is dat hij heeft geput uit de lange traditie die dat werk heeft herkauwd. Er is een hele keten van overlevering geweest: latere Grieken, artsen, kerkvaders, Syriërs, Perzen. Het is altijd interessant te ontdekken hoe een tekst heeft gereisd, maar in dit geval ben ik daarmee nog niet ver gekomen. Ik moet maar gauw eens in Galenus, De usu partium kijken. In ieder geval heeft ook de kerkvader Theodoretus (393–±460) deze gedachte over de bil overgenomen:

  • Let op een andere manifestatie van Zijn voorzienigheid. Het lichaam biedt een natuurlijk zitbank voor de billen, zodat je op de grond of op een steen kunt gaan zitten en geen pijn lijdt door het zitten op onbeschermde lichaamsdelen.3

NOTEN
1.

لم حمّل الانسان على فخذيه هذا اللحم الوثير الاّ ليقيه من الأرض فلا يألم من الجلوس عليها كما قد يألم من نحل جسمه وقلّ لحمه اذا لم يحل بينه وبين الأرض حائل؟ 

2. Aristoteles, De Partibus Animalium 689b; idem Arabisch (Kruk) p. 137.
3. Theodoretus, De providentia iii, 21.

Leestraject: het teleologische godsbewijs bij Jibril ibn Nuh (Pseudo-Djahiz): De slurf. Het hijgend hert. De giraf. De mier op de zijderoute. De mierenleeuw. De draak en de wolken. De domheid van babies. De penis. De stem: van orgel naar doedelzak. Het nut van de bil. De Schepper voorkomt inflatie.

Terug naar Inhoud       Terug naar Inhoud (oud)