|
De man keek me doordringend aan.
“Kijk.” zei hij, terwijl zijn wijsvinger op de tafel tussen ons priemde, “Ik ben dyslectisch.”
Hij nam ietwat triomfantelijk een pauze, alsof hij – eenmaal zijn zwakheid getoond – daarmee onoverwinnelijk was geworden.
“Dyslectisch.” herhaalde hij. “Net als Einstein.”
Hij vouwde zijn handen en boog zich op een samenzweerderige manier naar me toe.
“En die heeft toch maar mooi de gloeilamp uitgevonden.” besloot hij. “Einstein.”
[Daar kon ik het mee doen. Daar was niks tegenin te brengen. Nou ja, bijna niks.]
Plaats een reactie