In de trein had hij op een bankje naast me gezeten – of liever: toen ik instapte zat hij er al. Mijn adem bleef even hangen toen ik hem zag, de grote donkere man met zijn amandelogen. Hij had de voeten, tegen alle huisregels van de spoorwegen in, wijdbeens op de zitting voor hem gezet. Maar zijn trots was zeker zo hoog als zijn testosteron: geen mens zou er wat van hebben gezegd. Het was überhaupt een wonder dat ik zonder merkbaar te trillen plaats nam op de zitplaats aan de andere kant van het looppad.
Steels blikte ik naar hem. Hij scheen mijn aanwezigheid niet te bemerken – maar dan was ik daar natuurlijk ook te nietig voor.
Hij stapte gelijk met mij uit in Z. Hij volgde mijn gang in de stille, lege nacht zonder schuilplaats of getuigen.
[Onvoorstelbaar wat er toen allemaal met me had kunnen gebeuren. Maar nee.]
Plaats een reactie