Onze dierbare Duinen (Deel 7 van 9)


Cursief = Overgenomen uit de scriptie van “Het Duinendecreet” van Pauline Van Bogaert
Blauw = toegevoegd

De bezwaarschriften contra DuinenBesluit
Het openbaar onderzoek van 1 mei tot 29 juni 1994 omvatte 384 ingediende bezwaarschriften, waarvan 67 algemene bezwaren waaronder diverse gegroepeerde petitielijsten en brieven ondertekend door verschillende personen. Van de resterende 296 bezwaarschriften werden er 108 geheel of gedeeltelijk ingewilligd. De grootste grievenbundel kwam uit Koksijde, met maar liefst 174 bezwaarschriften. Daarna volgde De Panne (39) vervolgens De Haan (34), Bredene (25), Knokke-heist (18), Nieuwpoort (13), Middelkerke (11) en Oostende (3).

 Juridische steekspel tegen bouwstop

Op het terrein waren zaken gebeurd die niet door de beugel konden, zoals het in allerijl afleveren van bouwvergunningen vlak voor de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit. Door het gieten van betonnen funderingen in de beschermde zones trachtte men daarnaast bouwactiviteiten te simuleren om vooralsnog de bescherming te omzeilen. Het Duinendecreet bepaalde immers dat de bouwwerken in het kader van een reglementair afgeleverde bouwvergunning waarmee voor 17 september 1993 al een aanvang was gemaakt, konden worden verdergezet. In een aantal gevallen waar de bouw na 17 september was begonnen, liet N. De Batselier via de dienst natuurbehoud de werken stilleggen, aangezien vanaf 17 september een onherroepelijk bouwverbod ingegaan was. Daardoor werd het Duinendecreet het voorwerp van hevig juridisch getouwtrek. De stilleggingen werden immers door de rechtbanken in Veurne en Brussel aangevochten waarbij de eigenaars op dat moment telkens gelijk kregen en dus de bouwactiviteiten voorlopig mochten worden vervolgd.

Enkele advocaten waren van mening dat het Duinendecreet inging tegen de belangen van de eigenaar, aangezien een bouwvergunning hen het recht gaf om te bouwen. Dit werd echter betwist door Bart Bronders, raadsman van de Vlaamse Gemeenschap: “Ik meen dat de tekst van het decreet duidelijk is. Het decreet houdt de uitvaardiging van een volledig bouwverbod in. Dat geldt ook als er al een bouwvergunning was verleend, want het Duinendecreet is van latere datum en dus specifiek.
Omwille van deze reden tekende N. De Batselier beroep aan teneinde de belangen van het gewest en in concreto de natuur in Vlaanderen te vrijwaren.
Een tweede juridisch twistpunt betrof de gevolgde procedure. Deze decretale werkwijze ontnam de burger de mogelijkheid om een annulatieberoep bij de RVS in te stellen, wat echter als een essentiële rechtsbescherming van de onderhorigen werd beschouwd.   Op het einde van de rit kreeg de Vlaamse regering als verdediger van het Duinendecreet echter gelijk bij de RVS. 
Als het Parlement stemt is dat de hoogste wetgeving en dan is dat nu eenmaal zo. Het kan dan niet meer worden aangevochten bij de RVS. Dat was heel bewust de bedoeling geweest want anders zouden wij verzand zijn in een moeras van individuele rechtszaken, die maken dat de boel helemaal verstikt

Ook in De Panne hebben verschillende eigenaars van kleine percelen ontsnapt door in versneld tempo de bouwwerken te starten vòòr 17 september 1993.

IMG_7147

De zaak Sobifac. Foto en meer gegevens in het boek van Hans Berquin “In het zand geschreven”

Enkele immobilia hebben dat ook geprobeerd maar waren te laat. Voorbeeld is Sobifac met appartementenvilla “Zonnehille” aan het rond punt van de Dynastielaan. Men had wel tijdig de bouwvergunning (op 30 aug 1993 toegekend door het schepencollege) maar men oordeelde dat de bouwvergunningsrechten niet meer konden afgenomen worden. Na een lange gerechtelijke procedure en cassatieberoep hebben zij deze zaak verloren en de reeds ver gevorderde werken moesten afgebroken worden. Intussen heeft Sobifac planschade ontvangen en hun 5 percelen verkocht aan de Vlaamse Gemeenschap.

 Schadevergoeding

Een tweede knelpunt vormde de schadevergoedingsregeling, die volgens de bezwaren onrechtvaardig en strijdig was met het gelijkheidsbeginsel. Eigenaars van de door waardevermindering getroffen percelen konden ten vroegste vijf jaar na het van kracht worden van het decreet schadevergoeding vorderen en konden niet meer dan tachtig procent van het waardeverlies opeisen.Toch verliep deze regeling sneller volgens de initiatiefnemers dan de planschaderegeling die bij gewestplanwijzigingen normaliter werd gevolgd, die in praktijk veel langer dan vijf jaar zou duren.

 De afbakening en de versnipperende eigendomsstructuur
Andere bezwaren richtten zich naar de werkzaamheden van het I.N. Ten eerste was er omwille van de versnipperende eigendomsstructuur verwarring omtrent de afbakening van de gebieden. Het moest duidelijk zijn dat hier absoluut geen willekeur in het spel was geweest.Het Instituut voor Natuurbehoud had de bezwaarschriften beoordeeld naar hun relevantie, waarbij fouten uit de inventaris werden gelicht en een aantal grenscorrecties werden uitgevoerd.Omwille van de versnippering van de te beschermen gebieden adviseerde het I.N. om de oorspronkelijk vooropgesteld oppervlakte van 1 ha als norm voor de bescherming van een perceel op te trekken tot 2 ha, tenzij het perceel aansloot bij een beschermd gebied. Op deze manier werd een sociale correctie uitgevoerd aangezien een bepaalde percelen die als eigendom van zo’n 35 particulieren golden hierdoor terug vrijkwamen als bouwkavel.

Verder werd het gebruik van de “oude” bodemkaart, als doorslaggevende maatstaf, fel bekritiseerd. N. De Batselier verzekerde echter dat deze kritiek niet valabel was. De bodemkaart dateert inderdaad uit de jaren 1950, maar dat betekende op zich niet dat ze geen waardevol wetenschappelijk referentie-instrument meer kon zijn. Immers de structuur van de bodem, zijnde zand of klei, verandert niet met de tijd.

De bezwaarschriften pro Duinendecreet

Toen bekend werd dat een inspraakronde zou gehouden worden, brak er grote paniek uit bij de betrokken milieuverenigingen. Deze consultatiemogelijkheid zou immers slapende honden kunnen wakker maken, waardoor deze vooralsnog in de mogelijkheid verkeerden om het gehele decreet te boycotten en dus te begraven. Participatie van de eigenaars impliceerde volgens de natuurverenigingen meebeslissen van de eigenaars.
Het lot van het kust-ecosysteem aan de willekeur van de gemeentebesturen overlaten waarin plaatselijke immobiliëngroepen en vastgoedbezitters sterk vertegenwoordigd zijn, zou dan ook niet enkel onverantwoord zijn, maar ook ondemocratisch. De bekrachtiging van het beschermingsbesluit door de Vlaamse Raad, die bestaat uit rechtstreeks verkozen volksvertegenwoordigers van de gehele Vlaamse bevolking, is de meest democratische vorm van besluitvorming die het behoud van het kust-ecosysteem kan waarborgen.
Gezien de weerstand zo massief bleek, hield elke vertraging volgens vzw Natuurreservaten dan ook een groot risico in. Men wilde absoluut vermijden dat de regelgeving onder de druk van gedupeerden zou verzanden in een slap beschermingsplan. De beslissing om de grens van de te beschermen percelen van 1 naar 2 ha op te trekken, waardoor tientallen ha uit het decreet gelicht werden, zagen de milieuverenigingen dan ook als bewijs voor de druk van grondeigenaars op de overheid.

Om te vermijden dat het Duinendecreet door de inspraakronde als een kaartenhuisje in elkaar zou vallen, werd een grootschalige informatieve en educatieve campagne pro het decreet uitgewerkt. Als actiemiddel hadden de natuurverenigingen: vzw. Natuurreservaten, de BBL, Greenpeace en WWF en nog verschillende lokale West-Vlaamse natuurgroepen zich verenigd om de eis tot bescherming van dit natuurpatrimonium duidelijk kenbaar te maken. Aan de hand vanhet tijdschrift de ‘Duinenkrant’ werden de doelstellingen en de gevolgen van het beschermingsplan uit te doeken gedaan, om te vermijden dat de steun voor het decreet verder afkalfde. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek hadden de natuurverenigingen ook talrijke positieve bezwaarschriften geschreven naar gouverneur O. Vanneste, ter steunbetuiging van het decreet. Dezelfde eisen kwamen in deze brieven steeds terug: niet alleen werd geijverd voor de bekrachtiging van het besluit, maar men drong er ook op aan dat het duinenbeleid meer werd geïntegreerd in een algemeen kustbeleid. De duinen konden immers niet zo maar losgekoppeld worden van het gehele kustecosysteem. Daarnaast bleef men hameren op het behoud van bepaalde belangrijke duingebieden, zoals het Ysermonde gebied te Nieuwpoort, de Witte Burg te Oostduinkerke en de Zouteduinen te Knokke-Heist. Ondanks hun hoge natuurwaarde bleef men niet alleen op deze gebieden speculeren maar dreigden ze nu ook omwille van herziening te worden geschrapt uit de inventaris.

Verder werd een grootschalige petitieactie opgestart die in 2,5 maand tijd door zo’n 40.000 sympathisanten van het decreet werd ondertekenden.

De achterpoortjes

Op 28 oktober 1993 kwam in het duidingsprogramma Panorama de reportage “Duinen op de helling” . Voor de eerste keer werden de ‘wanpraktijken’ in het duinengebied visueel duidelijk voor de kijker thuis. 

Door het in ijltempo gieten van betonplaten, het aanleggen van funderingen, het bouwen van garages, of het tot leven wekken van oude bouwvergunningen, werden de werken na 17 september 1993 vooralsnog opgestart. Mits het betalen van belachelijk kleine boete, werden deze wantoestanden geregulariseerd. Als verweer stelden eigenaars  dat hun vergunningen werden afgeleverd voor het decreet van kracht ging. Echter de wettelijke termijn van 20 dagen waarbinnen nog bezwaar kon worden aangetekend, werd al te vaak niet gerespecteerd.

De beschuldiging van politieke favoritisme werd ook door CIB, afdeling Kust gesuggereerd. Zij waren ervan overtuigd dat er bij de afbakening politieke afrekeningen (SP tegen VLD) waren gebeurd.

“Dat is pure onzin. Toen wij die inventaris hebben gemaakt wisten wij niet wie er eigenaar was, laat staan of we wisten of die lid was van een politieke partij. Veel tijd hadden wij niet, maar wij hebben wel vele terreinbezoeken gedaan, allerlei terreintjes afgelopen. Daar is nooit sprake geweest van politieke inmenging.” (…) “Zowel vriend als vijand van de socialisten werden bij het decreet getroffen.”Aldus J-L. Herrier

Ook in talloze krantenartikelen werden de ‘wanpraktijken’ scherp gesteld. De twee meest besproken gemeenten waren Koksijde en Knokke, waarbij deze laatste gemeente o.l.v. De Compagnie het Zoute, gesteund door de Knokse burgemeester L. Lippens, een kortgeding had aangespannen tegen de werking van het Duinendecreet in de Zwinbosjes.

Koksijde aan de andere kant ontkende echter de stelling dat de gemeente nog snel vergunningen had gepoogd te antidateren. Op 15 september werd nog een dossier met daarin een pak vergunningen voor projecten in de betrokken duinen afgeleverd. Dit ging echter in tegen de geest van het decreet, waarin stond dat een vergunning op zich niet telde en dat de wettelijke termijn van twintig dagen moest worden gerespecteerd

De kustgemeenten verdedigden daarnaast hun acties door te stellen dat de afgeleverde vergunningen door de lokale diensten na de invoering van het decreet betrekking hadden op gronden die net buiten het beschermd gebied lagen. Dit werd bijgetreden door J. Vande Lanotte die stelde dat het voornamelijk om een paniekreactie ging bij de kustgemeenten:“De diensten hebben zeer snel zo veel mogelijk bouwvergunningen afgegeven voor gronden die net buiten het decreet vallen, omdat ze niet precies wisten wat beschermd gebied zou worden.” Op die manier vormde men echter een cordon van bouwgronden om de beschermde percelen, waardoor deze stukken grond voorgoed werden afgeschermd voor toekomstige milieumaatregelen.

Dat Koksijde echter wel degelijk welwillend was geweest in het verlijden van bouwvergunningen binnen het beschermd gebied bleek uit een onderzoek van vzw Natuurreservaten in deze kustgemeente. Op twee manieren kon men volgens deze natuurvereniging aantonen dat de bouwheren in deze gemeente voorkennis hadden over welke terreinen er mogelijk in het Duinendecreet zouden worden beschermd. Deze kennis zorgde er voor dat men op het decreet kon anticiperen door bouwwerken vooralsnog te simuleren.
Er was bijvoorbeeld een
duidelijke toename merkbaar in het aantal bouwaanvragen in de gemeente Koksijde voor de geïnventariseerde zones rond de vakantiemaanden juli/ augustus/ september vooral in de dekreetzones: Witte Burg en Mieke Hill. Een onderzoek in de gemeente Koksijde toonde volgens vzw Natuurreservaten aan dat het lokale politieke klimaat vertroebeld was door winstbejag en dat het schepencollege van Koksijde bepaalde bouwaanvragen had gefavoriseerd.

Dat in versneld tempo bouwvergunningen werden aangevraagd en goedgekeurd, werd ook bevestigd door de  CIB Kust

De prangende vraag die zich hier dan ook stelt is hoe het komt dat deze bouweigenaars zo goed op de hoogte waren geweest over welke terreinen het juist ging. Verder rijst ook de vraag hoe het mogelijk was om vooralsnog in ijltempo zoveel bouwvergunningen goed te keuren?

De kaarten van het I.N. zouden volgens Agalev gepasseerd zijn bij de gemeentelijke administraties. Ook vanuit de topambtenarij zouden de kaarten verspreid zijn geweest, waarbij de bevoegde administraties de opdracht van de Vlaamse overheid bewust zouden hebben ondermijnd. In Vlaamse regeringskringen werd ter zake de oppositiepartij VLD met de vinger gewezen, aangezien zowel de bevoegde ambtenaar van de dienst Stedenbouw te West-Vlaanderen als de directeur-generaal van het hoofdbestuur te Brussel van VLD- signatuur waren en dus mogelijks onder druk van partijgenoten enkele dossiers er hadden doorgejaagd.

Deze verspreiding van kaarten was echter noodzakelijk om informatie te kunnen uitwisselen op ambtelijk en lokaal niveau en dit op grond van de openbaarheid van bestuur. Dat daar inderdaad enkele zaken bewust zijn misgelopen en overuren zijn geklopt om de bouwvergunningen te verlijden, valt niet te ontkennen 

Anderzijds is het volgens ons belangrijk te weten dat in de pers al lang was aangekondigd dat er wel degelijk iets op komst was. Reeds van 1991 met het toenmalig voorstel van J. Loones werd de burger immers geïnformeerd over de mogelijke koers die de Vlaamse Raad zou varen. De komst van het Duinendecreet was dan ook allesbehalve een verrassing. Of de kaarten nu gelekt waren of niet, de eigenaars en andere belanghebbenden waren reeds lang voorbereid op dit decreet. 

Per slot van rekening kan men vragen stellen bij de handhavingsmechanismen ingesteld ter vrijwaring van de beschermde zones. Uit voorgaande ‘wanpraktijken’ kan men immers concluderen dat het toezicht in het kader van het Duinendecreet tevens een ernstig knelpunt vormde. De bevoegde administraties AROHM en AMINAL, bleken immers niet voldoende efficiënt op te treden en dit voornamelijk door een tekort aan middelen en mensen. Bevoegde ambtenaren werden vaak aan hun lot  overgelaten door de eigen diensten. Daarenboven was er een groot gemis aan ervaren ambtenaren in het stilleggen van bouwwerven. Ambtenaren van het bestuur milieu-inspectie hadden  dergelijke zaken veel efficiënter kunnen aanpakken.

De definitieve fase

Opdat de definitieve bescherming daadwerkelijk tot stand kwam, was een nieuw beschermingsbesluit van de Vlaamse Regering vereist. Op basis van het advies van het Instituut voor Natuurbehoud werd het ontwerp van het definitief beschermingsbesluit opgemaakt. Er waren echter problemen bij de praktische uitwerking van het definitief beschermingsbesluit. Bij het omzetten van de kaarten van een schaal 1/ 10.000 naar een schaal 1/2500 bleken de beschermde gebieden niet altijd te corresponderen met de kadastrale afbakeningen. Bij de overschakeling op een andere schaal stelde men immers vast dat op sommige plaatsen de grens van het beschermde gebied doorheen de percelen van verschillende eigenaars liep. Dit leidde tot een groot aantal versnipperde duingebieden waarvan de houdbaarheid als natuurpatrimonium moeilijk te garanderen viel. Het Instituut voor Natuurbehoud adviseerde daarom om de oorspronkelijke minimale oppervlakte van 1 ha als norm voor de bescherming van een perceel op te trekken tot 2 ha, tenzij het aansloot bij een reeds beschermd gebied over minstens 40 meter.Het definitief beschermingsbesluit kwam er uiteindelijk op 16 november 1994(B.S. 30 november 1994) en werd bekrachtigd bij decreet van 21 december 1994 (B.S. 30 december 1994).Bij de bespreking van de bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering, had de Vlaamse Raad vastgesteld dat er bepaalde gebieden opgenomen waren in het besluit van 16 november 1994, die niet waren opgenomen in het voorlopige besluit van 15 september 1993. De bijkomende duingebieden maakten m.a.w. geen voorwerp uit van de eerste beschermingsprocedure (vb duinen koning + zeereepduinen in De Panne).Voor deze gebieden gold de bekrachtiging slechts tot 31 mei 1995 en werd derhalve voorzien in een nieuw openbaar onderzoek. De streekcommissie voor Advies inzake Ruimtelijke Ordening van de provincie West-Vlaanderen en het Instituut voor Natuurbehoud brachten advies uit over de ingediende bezwaarschriften. Uiteindelijk voegde het besluit van 4 oktober 1995 (B.S. 25 oktober 1995) 158 ha toe aan het definitief beschermde duingebied en voor het duingebied belangrijk landbouwgebied. Dit besluit werd definitief bekrachtigd bij decreet van 29 november 1995 (B.S. 30 november 1995).

Het gevolg voor De Panne van de tweede versie van het Duinendecreet is dat een belangrijk stuk zeereepduinen tussen de Dynastielaan, E. Verhaerenlaan en de E. Belpairelaan nu open duin is en zo zal blijven. In 1978 werd hier een bouwvergunning uitgereikt om de eerste van de 9 voorziene buildings te bouwen door “L’Abri Côtier”. Ingevolge de crisis in de immobilia, in het begin van de jaren 80, ging de promotor failliet en werd later het betonskelet afgebroken. Deze gronden werden destijds door de curator verkocht voor 192.500.000 BEF aan de nv Rewa Benelux. Jarenlang sleepten  de onderhandelingen met de gemeente aan om, op deze 3 ha bouwgrond, een megalomaan woon-, recreatie- en sportcomplex  met zwembad te mogen bouwen. Een van de knelpunten was dat men er ook een commercieel centrum wou meeintegreren en dat was in strijd met de bepalingen van het BPA A1 Westhoek (geen winkels in de Westhoek toegelaten om concurrentie met de winkels in het oud centrum van De Panne te vermijden). Ingevolge deze vertragingen is dit project nu ook met een absoluut bouwverbod bezwaard. Tussen dit Rewa project en de Dynastielaan (het duin vòòr waar Christophorus staat)  was in het BPA ook een zone voor “parkeerruimte” voorzien (zo misschien goed zijn voor terreinwagens) (zie op plan: enkel gearceerd). Deze zijn door het Duinendecreet nu ook tot duin geklasseerd. Ook aan de andere zijde ten zuiden van de Dynastielaan, waren nog 2 kleinere zones aan de gemeente afgestaan door de onverdeeldheid , als zones “Openbaar nut” (blauw groen) en 2 grote zones voor “open  ruimte” (dubbel gearceerd). Nu alle duinendecreet.
Ook de volledige zeereepduinen (tussen de “wandeldijk” en de gevels zeekant van de buildings, die destijds onder druk van Versteele werden overgemaakt  van de onverdeelde eigenaars naar de gemeente zijn nu duinendecreet (waar nu het  zeilwagencentrum) (dat was niet zo in de eerste voorlopige inventaris).

IMG_1050

Een ander effect van de tweede versie van het Duinendecreet is dat een groot deel grond ten zuiden van de Groene Biezenlaan tussen de bocht bij het Calmeynbos en het Panoramaplatform nl de  “Koninklijke Schenking” (geel gekeurd) ook belast werd met een bouwstop (in eerste ontwerp was dat niet zo). In 2004 werden deze 3,1 ha gronden doorverkocht aan ANB voor 85.000 euro. ( Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) is de fusie van de vroegere afdelingen Natuur en Bos & Groen van het vroegere AMINAL). Momenteel loopt daar een mooi  wandelpad  door en wordt nog verder ingericht (o.a. mountainbikepad zal daar niet meer op de baan lopen maar in het duin).

Wat is de “Koninklijke Schenking” en wat heeft Leopold II daar mee te zien?LEES>>>

Het moeizaam verloop van het decreet doet ten slotte vragen rijzen over de gevolgde procedure. De beslissing van de Vlaamse Raad om de bescherming niet te verwezenlijken via een wijziging van de gewestplannen, maar wel via de invoering van een nieuw hoofdstuk in de Wet op Natuurbehoud, waardoor de duinen een decretale bescherming kregen, heeft immers tot veel kritiek geleid.  N. De Batselier motiveert echter de keuze voor een decretale bescherming als volgt: “Wij hebben gezocht naar een procedure die garandeerde dat de genomen beslissingen ook de tand des tijdszouden doorstaan.” “Een gewestplanwijziging was misschien wel eenvoudiger geweest, maar zeker niet sneller: een herziening van het gewestplan vergt grondige voorbereidende besprekingen die gemakkelijk minstens een jaar in beslag neemt, waardoor eigenaars ook ruim de tijd zouden hebben gehad om vooralsnog spoedig een bouwvergunning aan te vragen en te verkrijgen.”
Dat de gekozen procedure ook vanuit politiek-strategisch oogpunt interessant was voor de SP ontkent N. De Batselier niet. Door de gevolgde procedure paste het decreet immers perfect onder de bevoegdheid van N. De Batselier als Vlaams minister van Leefmilieu: “Wij waren van oordeel dat we met dergelijk complex dossier meest kans maakten wanneer wij de bescherming juridisch zouden verankeren via het beleidsdomein waar ik zelf voor bevoegd ben. Dat dit de juiste keuze was heeft de praktijk bevestigd.”

De processen en planschade

In 2012 werd de balans van het Duinendecreet opgemaakt. De Vlaamse overheid had in 20 jaar tijd 21 miljoen euro uitbetaald aan eigenaars van percelen waarvan aan de bestemming een eind gemaakt werd door het opgelegde bouwverbod en de definitieve bescherming. Het is belangrijk te weten dat een decretaal bouwverbod eigenlijk moet beschouwd worden als een “erfdienstbaarheid non aedificandi”, dat in principe geen recht op schadevergoedinggeeft. In het Duinendecreet staat de schaderegeling echter uitdrukkelijk beschreven en dit om de billijkheid te bevorderen. Aanvankelijk stelde het initiële Duinendecreet van 14 juli 1993 dat de vordering tot schadevergoeding pas kon worden ingesteld ten vroegste vijf jaar en ten laatste acht jaar na de inwerkingtreding van het decreet van 14 juli 1993 en dat het recht op schadevergoeding enkel ontstond wanneer het bouwverbod een einde maakte aan de bestemming van woongebied. Het decreet van 21 december 1994 wijzigde dit door het recht op schadevergoeding te verruimen naar alle mogelijk bestemmingsgebieden, waardoor de vorderingen tot schadevergoeding de lucht in gingen.

Het was de Vlaamse volksvertegenwoordiger en schepen van Den Haan, Wilfried Vandaele (N-VA) die liet onderzoeken hoeveel schadevergoeding er nu exact was uitbetaald: “In totaal werden 99 aanvragen tot schadevergoeding ingediend in het kader van het Duinendecreet. De helft van het totale bedrag aan schadevergoeding zou reeds in het eerste jaar, 1998, zijn uitbetaald met zo’n 11,5 miljoen euro. In de daarop volgende twee jaren zou nog eens zo’n 2 miljoen zijn uitbetaald. Ook in 2011 zou nog zo’n 12.311 euro zijn toegekend. Het hoogste bedrag zou daarbij uitbetaald zijn in De Panne, nl. 8.992.721 euro, gevolgd door Knokke-Heist met 7.084.497 euro en Koksijde/Oostduinkerke 3.697.987 euro.

Bij 26 schade-eisen werd ook een gerechtelijke procedure aangespannen. In 2012 was er nog steeds juridische discussie over 9 percelen. 3 van deze negen hangende procedures, situeerden zich in De Panne, 1 daarvan in Knokke-Heist, 4 in Koksijde/Oostduinkerke en 1 in Nieuwpoort. Voor deze hangende procedures wacht men nog steeds op het uitbetalen van schadevergoeding. Het bedrag van 21 miljoen euro kan dus nog oplopen.

 

Bron (cursief):  scriptie van “Het Duinendecreet” van Pauline Van Bogaert
Voor de integrale Scriptie>>>>

Lees ook>>>>

Over DE BLIEDEMAKER

"Teruggespoelde" echte Pannenoar sinds 1993. Vroeger burgerlijk ingenieur bij ELECTRABEL, nu zelfstandig natuurgids. Het e-mail krantje DE BLIEDEMAKER is gestart in september 2005
Dit bericht werd geplaatst in Natuur. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.