Op 22 november 1958 had in de Rotterdamse Schouwburg de première plaats van het toneelstuk “Suiker” door Het Rotterdams Toneel in een regie van Ton Lutz. Het stuk verschijnt in dezelfde maand als pocket.

Het oorspronkelijke kortverhaal wordt in 1959 opgenomen in “De zwarte keizer” (“bestaat voor driekwart uit rommel”, Hans van Straten in “Het Vrije Volk”).
Dit naturalistische melodrama zou het populairste stuk van Hugo Claus worden, ook al werd het door hemzelf niet zo hoog aangeslagen als het vorige (“Bruid in de morgen”) en het volgende, de groteske komedie “Mama, kijk, zonder handen!” (1959). Ook Guido Fonteyn vindt “Vrijdag” “veel meer gebald”: “In beide stukken leven zijn wroetende personages ongeschreven natuurwetten na (voorbeelden hiervan vindt men op p.265 en 272, RDS), en dit niet enkel als een bende beesten. Want zoals Kilo in ‘Suiker’ zal later in ‘Vrijdag’ Georges Vermeersch pogen rechtvaardige beslissingen te nemen, om op te staan uit de modder – van de suikerbieten of van de gevangenis. (…) In ‘Suiker’ zit dat allemaal nog niet zo duidelijk. Bovendien draagt dit stuk een nogal uitgesponnen documentair karakter – over de seizoenarbeid – dat op sommige momenten de handeling overspoelt.”
Zelf vind ik “Suiker” toch méér dan louter een studie van een groepje Vlaamse seizoenarbeiders bij de suikerverwerking in Frankrijk, gebaseerd op reële belevenissen van de auteur, hard en vuil werk voor weinig loon. Hoofdpersonen in “Suiker” zijn de naïeve Kilo en de sluwe Max. Tussen Kilo en een door het leven geknauwd meisje Malou ontstaat een idylle. Heel het toneelstuk draait rond de dromen van Kilo (ooit een café openen en uit de schaduw van Max treden), van Malou (zonder prostitutie te leven) en van Max (niet meer eenzaam zijn). Kilo is bij Max en zijn moeder gaan wonen na het overlijden van zijn vader. Sindsdien is Max zowat de grote broer van Kilo, zijn beschermengel. Max heeft veel succes bij de vrouwen en een makkelijke, goed betaalde job. Kilo is een domme maar goedhartige sul. In het begin wordt Kilo dan ook gebruikt omdat Max Malou zwanger maakte en in de steek liet. De relatie van Malou en Kilo begint dus als een wraakactie van Malou, maar draait uit op een hechte relatie met als doel de grauwe werkelijkheid te ontvluchten. Zij dromen van een vrij en zelfstandig bestaan. Op grove wijze vernietigt Max het droombeeld van het tweetal. In de slotscène komt de ware oorzaak van Max’ optreden aan het licht: hij heeft niemand in het leven, alleen de kameraadschap met Kilo maakt het seizoenwerk draaglijk voor hem.
Het is grappig dat op “het memorabele avondje uit met Hugo Claus” (zie elders op deze blog) ook ter sprake kwam dat ik literair werd gevormd door Anton van Wilderode, waarop Hugo Claus een opmerking maakte in de zin van “dan zal ik daar wel niet bij gehoord hebben” of zoiets. Het omgekeerde was echter waar: het was precies door een zeer extensieve bespreking van “Suiker” in de lessen van Cyriel Coupé dat bij mij de liefde voor Claus is ontvlamd. De verbazing in de ogen van Claus leek mij niet gespeeld en ik hoop dat hij op die manier op de valreep zijn mening over “de Wase Guido Gezelle” nog heeft kunnen bijspijkeren.
Ik heb over “Suiker” dan ook een boekbespreking gemaakt voor Anton van Wilderode:
a) Voorafgaande opmerking
Eén der voornaamste kenmerken van dit spel is de realistische kijk op het leven, het laten vallen van alle schijn. Daar het zo’n diepgaande invloed op mijn moreel gestel heeft nagelaten – ik kom daar later nog op terug – wil ik ook in een voorafgaande opmerking alle huichelarij over boord gooien en eerlijk bekennen dat ik zowel de kern van de zaak als de draad van het verhaal niet goed gesnapt heb. Tijdens de bespreking kan men dat eventueel wel verbergen door gewichtig enkele onbenullige details te bespreken, maar wat de korte inhoud betreft, verzoek ik dus mij te verontschuldigen indien ik op een totaal verkeer spoor geraak. (Zelf vind ik deze ontboezeming nu nogal eigenaardig, maar bij AvW viel dat net in goede aarde. In de marge stipte hij aan: goed! En hij voegde eraan toe: “Begrijpelijk: ‘Suiker’ is meer sfeer dan gebeurtenis.”)
b) Korte inhoud
Elk jaar komen enkele seizoenarbeiders uit Evergem werken in de suikerfabrieken van Verrières. Een groot deel van hun geld verkwisten zij echter aan vrouwen in het dorp. Zo had het jaar tevoren hun “leider” Max, die een zekere Kilo onder zijn “bescherming” heeft genomen omdat deze gaat huwen met zijn nicht, een avontuurtje met Malou. Naar ze zegt was zij werkelijk verliefd op hem maar toen hij haar in de steek liet, werd zij even verlopen als de andere vrouwen van het dorp. Nu begint echter Kilo liefde voor haar op te vatten. Er komt niets zinnelijks aan te pas, maar toch schijnt Malou hem te beminnen (wat in haar omstandigheden dus hoogst onverwacht en onwaarschijnlijk is). Met dit argument en tevens de talrijke leugens van Malou wil Max het paar uit elkaar rukken. Hij slaagt er bijna in, maar op het einde besluit Kilo dan toch nog met Malou naar Parijs te trekken.
c) Karakters
Max wil zich edel doen voorkomen door te beklemtonen dat hij voor Kilo “zorgt”. Zijn prestige wordt echter met elke bladzijde afgetakeld en op het einde blijft er slechts een gebroken mens over. Zijn bedoelingen zijn vaag en even mysterieus als zijn talrijke bezoeken bij de waarzegster. (Die zin kon AvW blijkbaar waarderen en ik moet zeggen, nu veertig jaar later vind ik dat ook nog altijd mooi – en juist! – geformuleerd.)
Kilo is een open karakter zoals zwaarlijvige mensen meestal zijn. (*) Goedgelovig, slikt hij alle leugens van Malou en alle “raadgevingen” van Max. Hij is niet gewend zelf het initiatief te nemen en is daardoor te zeer afhankelijk van de mensen die hem omgeven. Dit betekent zijn ongeluk, want die omgeving is “rot” en heeft hoegenaamd geen oog voor Kilo’s eerlijkheid.
Malou is gehuld in vraagtekens. (Ook dit is een omschrijving die AvW blijkbaar kon waarderen.) Is zij werkelijk door haar onbeantwoorde liefde tot Max zo tot het kwaad gedreven? Of is het misschien dat kind dat plots van overal maar toch van nergens komt? En waartoe dienen al die leugens? Omdat het antwoord op al deze vragen achterwege blijft, meen ik dat het onmogelijk is dat het einde een “happy end” is, zodat Kilo in feite ten onder gaat aan zijn goedgelovigheid.
Jager blijft zowat op de achtergrond, maar toch is dit het karakter dat mij het meest intrigeert. Zijn oordeel valt in dit onnozel gezelschap (op uitzondering van Max misschien) als het zwaard van Damocles. Hij heeft op alles een “nuchtere” kijk (dikwijls mag je dit letterlijk opvatten) en zijn houding weet soms de anderen tot de realiteit terug te brengen.
De twee Minnes zijn goed getypeerd. Twee oude zeurkousen die hun tijd doorbrengen met klagen en de anderen te benijden. Zij dienen enkel als illustratie van de lamlendige sfeer die er in de barakken hangt, verder hebben zij geen belang.
d) Bespreking
Het werk heeft duidelijk een dubbele bodem, maar ik slaag er niet in deze concreet te definiëren. Dat zal wellicht Hugo Claus zelf ook niet kunnen, maar ik bedoel dat er een sfeer is die het hele stuk doordrenkt en die ik niet kan thuisbrengen. En dat is dan het tweede belangrijke kenmerk, dat voor mij persoonlijk merkwaardiger is dan het stuk zelf. Immers, die verdorven, lamlendige, kortom – om een woord te gebruiken dat “in” is – rotte sfeer is zo krachtig dat men hem onwillekeurig in zich opneemt, wat hoegenaamd niet bijdraagt tot een goed humeur. Doch dit is een goed teken: zo zal het immers sommige lezers, die met een al te rooskleurige bril door het leven gaan, op de vingers tikken door hen op de realiteit te wijzen (door AvW veranderd in “een andere realiteit”). En dat is dan een derde belangrijke eigenschap: realisme. Een werk, dat op zulke drie grote kwaliteiten kan bogen, kan niet met een minachtend lachje opzij geschoven worden en ik meen ook niet dat dit het geval is, zelfs niet bij de meest conservatieve anti-Claus-critici.
Om te sluiten nog een kleine opmerking: Claus’ stokpaardje is wel vulgaire uitlatingen en andere uitspattingen in die richting (daarom grote verbazing wanneer hij verklaart dat censuur heilzaam en verantwoord kan zijn). In dit stuk nu ziet er een tegenstrijdigheid: wegens de afkomst van de personages was het gerechtvaardigd “minder gebruikelijke” woorden aan te wenden. Op andere plaatsen laat hij hen echter filosoferen, werkelijk “woorden voor het leven” uiten, wat dus duidelijk contradictorisch is.
Ook Anton van Wilderode heeft “Suiker” in de klas samengevat en besproken (dat zal dan wel daarna geweest zijn, neem ik aan, anders had die boekbespreking van mij toch geen zin?) en dat ging dan als volgt:
(1) Inhoud: zes taferelen
1) In de barak van de Vlamingen. Het stuk speelt bij de suikerfabriek van Verrières in Noord-Frankrijk waar vreemde arbeiders elk hun barak hebben. Bij de Vlamingen vijf seizoenarbeiders uit Evergem: Max (35j.), Kilo (35), Jager (50), jongste en oudste Minne (heel oud). Het stuk begint op het ogenblik dat de twee Minnes en Jager in de barak zijn. Zij zijn ontevreden om verscheidene redenen: hun loon is te gering, het eten is steeds hetzelfde en het gezelschap is minder dan ooit tevoren, namelijk de “stinkende” Polen. Daarna komt Kilo binnen die een zak suiker gestolen heeft omdat hij, terug in Evergem, een café wil overnemen met een biljart en omdat hij wil trouwen met Jenny, het nichtje van zijn vriend Max. Daarna komt in het gesprek tot uiting dat Malou, het vroegere liefje van Max, terug in Verrières is, nadat ze een jaar lang in Arras is geweest. Ze is gezien in het gezelschap van mr.Lambert, één der personeelsleden van de suikerfabriek. Wanneer ook Max binnekomt, blijkt dat deze daar niks van afweet.
2) In het sproeihok. Malou heeft voor een avond Lambert in de steek gelaten en is plots bij de Vlamingen verschenen. Zij is daar dronken in het sproeihok samen met Max en Kilo. Wanneer Max weggeroepen wordt, praten Kilo en Malou met elkaar een beetje weemoedig. In dat gesprek komt ook Max ter sprake, waarover Malou weinig goeds zegt, maar die door Kilo wordt opgehemeld. Daarna komt Max Kilo halen en blijft hij zelf met Malou alleen. Ze hebben een leeg gesprek over hun vroegere liefde, waarbij Malou zegt dat ze niets meer van hem moet hebben. In Arras heeft ze fel geleden en nu wil ze geborgenheid. Zij voelt zich op zekere manier aangetrokken tot Kilo.
3) In het sproeihok. Gesprek tussen Kilo en de Jongste Minne. Kilo gaat er prat op dat hij een afspraak heeft met Malou zonder dat Max hier iets van afweet. Malou komt hem ook nu weer opzoeken, maar ze wil niet met Kilo naar Vlaanderen, omdat ze meer zekerheid heeft bij Mr.Lambert. Ze vertelt hem over het slechte leven dat ze heeft gehad en om dat te illustreren vertelt ze van een jonge Franse vrijer die ze had maar die is verongelukt doo rin een kalkoven te vallen. Geleidelijk aan is ze meer en meer dronken geworden en ze belooft dan toch met Kilo naar Evergem te gaan, maar hij mag het aan niemand zeggen.
4) In de barak. De twee Minnes en Jager hebben het over de eigenaardige liefde tussen Malou en Kilo omdat deze normaal naar geen vrouwen omkijkt (wegens Max) en omdat Malou toch wel betere kansen heeft dan die lelijke Kilo. Max komt binnen en vertelt dat hij bij een waarzegster is geweest: een blonde vriend van hem zou bij een zwartharig meisje komen dat hij ook kent. Uiteraard vermoedt hij dat het Kilo en Malou zijn. Op dat moment komt Kilo binnen en nu probeert Max hem ervan te overtuigen dat Malou hem voor de gek houdt. Malou is ziek (heeft tering, zegt hij), voelt veel meer voor mr.Lambert en het verhaal van die verongelukte Fransman is gelogen. Samen gaan ze drinken.
5) In het sproeihok. Malou is daar met één van de Polen aan wie ze vertelt dat ze met een vrijer wegtrekt. Ze bedoelt Kilo, maar wil het niet zeggen. Dan komt Kilo binnen en ze spreken af om weg te gaan. Alleen wil Malou niet naar Evergem, maar bijvoorbeeld naar Parijs. Tenslotte komt Max binnen en die maakt duidelijk dat Malou inderdaad Kilo voor de gek heeft gehouden, b.v. met dat verhaal. Kilo slaat haar en daarop wil ze enkel nog één ding zeggen, namelijk dat haar “ziekte” in Arras het gevolg is geweest van het feit dat ze een kind van Max heeft laten wegnemen. Nu wil ze nooit meer kinderen hebben.
6) In de barak. Het is de laatste avond en de Vlamingen zijn allen dronken. De Polen in de barak daarnaast vieren feest. Bij hen ook Malou. In de barak der Vlamingen wordt er nogal gelachen op de kap van Kilo, omwille van zijn misluke liefde voor Malou. Kilo wordt woest, vooral wanneer men Malou in de barak binnengooit. Dan krijgt hij medelijden en ze preken toch af ergens heen te gaan.
(2) Bespreking
a) De algemene strekking is sociaal. Claus laat in dit stuk zien hoe weinig er van de mens overblijft in een omgeving waar alleen aan productie wordt gedacht. Waar de arbeiders langzaam verworden omdat ze geen behoorlijk eten hebben, geen menswaardig werk, geen behoorlijke ontspanning, geen menselijk contact. Dit wordt het beste aangegeven door de twee Minnes, die niets anders doen dan zagen, en Jager, een andere Vlaamse gastarbeider in de Franse bietenteelt, die zijn zwakheden wil verbergen met verhalen over vroeger toen hij een goed wielrenner was (**). Zij geven als een Grieks koor commentaar op de gebeurtenissen. Met zijn monoloog (p.261-262) illustreert Jager de zinloosheid van het leven. De monoloog van de Oudste Minne daarentegen (p.190-191) is een illustratie van het feit dat arbeid in mensonwaardige omstandigheden de mens onteert en degradeert.
b) Het concrete thema is de verhouding tussen Kilo en Malou. Zij zijn allebei hulpeloze, nietige mensen (armen van geest), want Kilo kan niets zonder Max (deze helpt hem door het dominantiegevoel) en Malou heeft een dubieus leven geleid en is dat nu beu omdat ze voor de ouderdom geborgen wil zijn (Mr.Lambert). Malou en Kilo blijken aan elkanders aanwezigheid genoeg te hebben, zij voelen zich veilig bij elkaar (een zekere vorm van samenhorigheid en wederzijds medelijden). Ze willen allebei vergeten (bij Kilo is dat Jenny, bij Malou Lambert).
Die eigenaardige eenheid wordt bedreigd door de tritagonist Max. Men kan zich afvragen waarom hij optreedt. Wil hij Kilo in bescherming nemen tegen diens eigen domme verliefdheid, die geen rekening houdt met de realiteit? Of wil hij met Malou afrekenen omdat hij uit hun verhouding heeft begrepen dat hij niet tot echte liefde in staat is, althans toch niet op die oprechte, eenvoudige manier van Kilo. Malou en Kilo zijn kinderen die totaal leven in het ogenblik (hic et nunc). Max is de volwassene die organiseert.
De oplossing (happy end?) wordt door velen als iets te optimistisch, te romantisch gezien: een te roerende situatie vergeleken bij de rest van het stuk. Het is echter wel een aanvaardbaar einde voor het stuk, want Malou neemt haar verleden mee.
(3) Vergelijking met “Leven en dood in de ast” van Stijn Streuvels
a) milieu en sfeer
Streuvels: ruimtelijk geïsoleerde barak in chicoreifabriek
Claus: geïsoleerde barak in suikerfabriek (in den vreemde én tussen vreemde arbeiders)
b) de personages
In beide gevallen gaat het over vijf seizoenarbeiders uit Vlaanderen
Streuvels: Fliepo als geïsoleerde figuur
Claus: Kilo als geïsoleerde figuur
Streuvels: twee ouderen (Blomme en Hutsebolle); bij Claus: de twee Minnes
Streuvels: twee jongeren (Maf en Lot); bij Claus: Max en Jager
Hoe onoordeelkundig theatergezelschappen met de teksten van Claus (en andere schrijvers) blijven omspringen, bleek nogmaals in september 1994 toen Alize Zandwijk voor Stella Den Haag de rol van Jager gewoonweg schrapte! (Waarom ze de titel in “Kot” moest veranderen, is me trouwens ook een raadsel.)
“Suiker” werd dat jaar ook in het NTG opgevoerd in het kader van de viering van de 65ste verjaardag van Hugo Claus. De regie was van Jan Devos, de man van Vera Coomans, die hiermee zijn “comeback” maakte (hij zat nl. in de VS waar hij les volgde aan de Actor’s Studio, waarna hij voor televisie de soap “Wittekerke” op de rails zette).
Max is in de versie van Walter Moeremans een “bantammeke”, die de Kilo van Roger Bolders nauwelijks onder controle heeft. Els Magerman staat tussen hen in als de raadselachtige Malou. Herman Coessens is natuurlijk geknipt voor de zeurderige oudste Minne en Mark Willems doet het ook niet slecht als zijn jongere broer. Peter Marichael daarentegen heeft van de rol van Jager geen snars begrepen. Geef mij dan maar Ortwin Hoffman (als leraar heb ik zelf ook een aantal keer “Suiker” laten opvoeren door mijn leerlingen)! Guido van den Berghe is Bobik. Het decor van Jan Plezier is kaal maar functioneel. Alleen de steeds weerkerende sirene is geen pleziertje!
Ik geef dan ook de voorkeur aan de versie in de Broedersschool van Sint-Niklaas (mei 1974), zoals ze werd opgevoerd in een regie van Jos Van Gulck met Dirk Gezels als Kilo, Ludo Lardenoit als Max, Ronny Martens en Luc Franck als respectievelijk de Oudste en de Jongste Minne, Ortwin Hoffman als Jager, Thierry Meert als Malou, Eddy Raes als Bobik, Jacques Van Brussel als Malja, Marcel Zaman als een andere Pool en Walter Cantens als Sais-pas.

Ronny De Schepper

(*) “Omnis pinguis bonus!!” schrijft AvW in de marge; dat was nog in de tijd van vóór zijn spectaculair gewichtsverlies. Vergelijk met deze dialoog uit Shakespeares “Julius Caesar”:
Caesar: Antonius
Antonius: Caesar?
C.: Let me have men about me that are fat; sleek-headed men, and such as sleep o’nights: he thinks too much: such men are dangerous.
A.: Fear him not, Caesar, he’s not dangerous. He is a noble Roman, and well given.
C.: Would he were fatter! – But I fear him not: yet if my name were liable to fear, I do not know the man I should avoid. So soon as that spare Cassius. He reads much; he is a great observer, and he looks quite through the deeds of men: he loves no plays, as thou dost, Anthony; he hears no music: seldom he smiles…
(**) Het gekke is dat mij spontaan de cartoonfiguur Moe Slezak uit “The Simpsons” voor de geest komt, de ex-bokser die nu weg zit te kwijnen in een groezelig café. Trouwens nu ik eraan denk: iedereen kent wel de aflevering van “The Simpsons” waarin Marge samen met buurman Ned Flanders de hoofdrol vertolkt in een musicalversie van “A streetcar named desire” (Claus’ grote voorbeeld). Mocht Matt Groening “Suiker” hebben gekend, dan zou een aflevering met Marge als Malou, Homer als Kilo en Ned als Max best gekund hebben!

Referenties
Guido Fonteyn, Globe speelt “Suiker” heel hard en juist, De Standaard, 27 december 1974. (Voorstelling met Pleuni Touw als Malou, Piet Römer als Kilo en Hugo Metsers als Max.)
A.H. (André Hebbelinck?), “Suiker” in KNS Antwerpen, De Rode Vaan, 2 februari 1978. (Met Denise Zimmermann als Malou en Hubert “Witse” Damen als Max.)
De pagina’s verwijzen naar de uitgave in “Acht toneelstukken”, De Bezige Bij, 1966.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.