Het is al zeventig jaar geleden dat de Amerikaanse multi-atleet Jim Thorpe is overleden. Thorpe heette eigenlijk Wah Tho Huk, want hij was “a native American” en dat zou hem uiteindelijk duur komen te staan…

“In het handvest van het IOC staat dat rassendiscriminatie niet aanvaard wordt,” aldus huidig IOC-voorzitter Jacques Rogge op het debat in Gentbrugge (zie op deze blog: debat over sport en politiek). Dat lijkt volkomen logisch, ware het niet dat één van zijn voorgangers, met name de Amerikaan Avery Brundage een plat staaltje van racisme heeft ten toon gespreid waar het zijn vroegere tegenstander op de atletiekpiste, de indiaan Jim Thorpe betreft…
Volgens Rudolf Steiner (1861-1925), de inspirator voor de zogenaamde Steinerscholen, is er een vergelijking mogelijk tussen de verschillende rassen en de ontwikkelingsfasen in een mensenleven. Zo is in zijn ogen het zwarte ras het equivalent van het kindzijn (*), het gele ras komt overeen met de adolescentie, de mens in zijn volwassenheid is “uiteraard” blank en de veroudering, “gedegenereerdheid” noemt hij het zelf, wordt gedragen door het rode ras. Op een andere plaats worden apen en indianen zelfs in één adem vernoemd…

474336_4043256007607_1921087395_o

Eén van die “gedegenereerden” was Jim Thorpe (1888-1953), in 1950 uitgeroepen tot de grootste atleet van de eerste helft van de twintigste eeuw. Thorpe beheerste immers alle disciplines van de atletiek en was verder een uitblinker in American football, baseball, ijshockey, roeien, zwemmen, tennis, ja zelfs in golf, bowling en biljarten. En ook in lacrosse, een ploegspel bij de indianen, want Thorpe was dus inderdaad een indiaan, wat hem duur te staan is gekomen…
Thorpe, in zijn glorieperiode 1,80m lang en 84kg zwaar, won in 1912 bij de Olympische Spelen in Stockholm de vijf- en de tienkamp. In de (niet langer bestaande) vijfkamp werd hij vier maal eerste. Enkel in het speerwerpen was hij “ondermaats” (vierde). Daarbij was hij ook nog eens vijfde in de individuele hoogspringwedstrijd en zevende in het verspringen.
In de tienkamp behaalde hij, gerekend volgens de later in gebruik genomen tabellen, 6.756 punten. Het zou hem 36 jaar later bij de Spelen in Londen nog een tweede plaats hebben opgeleverd. Bij de overhandiging van de medailles noemde koning Gustav V hem dan ook “de grootste atleet ter wereld”, waarop Thorpe spontaan antwoordde: “Oh, thanks, king!”, een anecdote die anno 1993 aan waarde heeft ingeboet, omdat Lance Armstrong, na het behalen van zijn wereldtitel wielrennen op de weg in Oslo, hetzelfde antwoord gaf aan koning Harald van Noorwegen.
Reeds enkele weken na zijn Zweedse triomfen moest Thorpe echter zijn geschenken ten belope van 50.000 dollar (een klein fortuin in die tijd) en zijn olympische medailles inleveren. Hij werd bovendien van de uitslagen- en recordlijsten geschrapt. En waarom? Omdat ene Roy Johnson, sportverslaggever van de “Worcester Telegram” in Massachusetts, had achterhaald dat Thorpe als student met een semiprofessioneel baseballgezelschap was opgetrokken en daar benevens verblijfskosten ook nog 60 dollar (ongeveer 3.000 fr.) maandelijks had verdiend. Andere olympische deelnemers hadden dat ook gedaan, maar Thorpe was zo naief of zo eerlijk geweest om onder zijn eigen naam deel te nemen. En vooral: hij was een indiaan en hij werd in hoofdzaak het slachtoffer van de racistische onverdraagzaamheid van één man…

474336_4043255767601_917839785_o

AVERY BRUNDAGE
Die man was zijn landgenoot Avery Brundage, voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité van 1952 tot 1972. Pikant detail: Brundage was vijfde (dus eigenlijk zesde) geworden in de vijfkampwedstrijd die door Thorpe werd gewonnen.
Dat hij het was die het eerherstel tegenhield, wordt o.m. bewezen door het feit dat de Amerikaanse atletiekfederatie Thorpe in 1973 in ere herstelde, amper een jaar na het aftreden van Brundage (**). Maar het IOC durfde het zelfs niet aan om Thorpe eerherstel te gunnen, terwijl Brundage nog in leven was. Op de Olympische Spelen van Los Angeles van 1932 kon Thorpe bijvoorbeeld enkel maar aanwezig zijn omdat enkele journalisten ervoor gezorgd hadden dat hij een accreditatie voor de perstribune kreeg.
Brundage was nota bene ook diegene die er als voorzitter van het Amerikaans Olympisch Comité eigenhandig voor zorgde dat de Verenigde Staten de fameuze Spelen van Berlijn in 1936 niet zouden boycotten, al was een meerderheid ervoor te vinden om dat wél te doen. Om Hitler niet te ontstemmen zette Brundage coach Lawson Robertson van de Amerikaanse atletiekfederatie onder druk om in de 4x100m de joden Marty Glickman en Sam Stoller niet op te stellen naast Wykoff en Draper. Het ironische is nu dat in hun plaats de zwarten Metcalfe en Owens werden geselecteerd, waardoor Jesse Owens op die manier zijn vierde gouden medaille kon halen op de Spelen (na de 100 en 200 meter en het verspringen), wat de heer Hitler al evenzeer griefde. Ne mens kan toch nooit goed doen, nietwaar? (Jesse Owens klopte overigens de Nederlander Tinus Osendarp, die later lid zou worden van de SS.)
In 1986, toen Brundage al jaren dood was, mocht Glickman de afstand die hij normaal had moeten lopen in het Olympisch stadion eens afwandelen, waarna hij zich in een scheldcanonnade tot de loge richtte waar Hitler vijftig jaar eerder had gezeten en alles was alweer vergeven en vergeten.
Jesse Owens kwam overigens eveneens met Avery Brundage in aanvaring. Na de Olympische Spelen van Berlijn wilde deze dat de Amerikaanse atleten nog een tournee maakten door Europa. Door de economische crisis waren de omstandigheden zo armzalig dat Owens na een paar wedstrijden de tournee voortijdig afbrak en een schip nam naar de Verenigde Staten. Daar aangekomen, kreeg hij te horen dat Brundage hem geschrapt had als amateur. Dat betekende dat Owens niet langer in competitie kon uitkomen. Om zijn roem dan toch enigszins te verzilveren liet Owens zich verleiden tot vernederende “wedstrijden” zoals lopen tegen een paard. Daarna verzeilde hij in armoede tot de Eisenhower-administratie hem weer opviste in de jaren vijftig en hij als anti-communistisch boegbeeld reizen mocht maken in “de vrije wereld” om de zegeningen van het kapitalisme te bezingen.
Avery Brundage van zijn kant ging maar verder in dezelfde richting. Zijn meest opmerkelijke furieuze reactie was op de black panther-groet van Tommie Smith en John Carlos, resp.goud en brons op de 400m in Mexico ’68. Oorspronkelijk werd het incident afgedaan als een “kwajongensstreek” en de “daders” hoefden zelfs het Olympisch dorp niet te verlaten. Daartegen heeft Brundage zich persoonlijk verzet. Uiteindelijk moesten de twee hun medailles inleveren en werden ze levenslang geschorst. De andere zwarte atleten wilden zich solidair tonen, maar Jesse Owens werd ingezet om de gemoederen te bedaren. Voor Smith en Carlos was er echter geen genade mogelijk. Er deden de vreselijkste verhalen over hen de ronde. Dat ze in bittere armoede leefden, als clochard of ten hoogste bij de vuilniskar, maar op de begrafenis van de Australiër Peter Norman, die destijds zilver behaalde en zich solidair toonde met de twee rebellen door een mensenrechtenbadge te dragen, zagen ze er toch netjes uit. Het is op zich al merkwaardig dat zij in Australië werden uitgenodigd om de kist te helpen dragen. The times they are a-changing? (***)
Toch is wat gebeurd is, typisch voor de Olympische beweging. Wordt immers ook de volgende voorzitter IOC-voorzitter Juan Antonio Samaranch er in het boek “The Lord of the Rings” door de auteurs Vyv Simson en Andrew Jennings niet van beschuldigd een fervente Franco-aanhanger te zijn geweest? Terwijl de omstreden voorzitter van de internationale atletiekfederatie Primo Nebiolo het dan weer meer zag zitten bij Mussolini. Rare jongens die IOC’ers… Niet te verwonderen dat het Nobelprijs-comité verontwaardigd reageerde omdat zij het internationale reclamebureau Grey Advertising hadden gecontacteerd om te lobbyen zodanig dat ze bij hun honderdjarige bestaan in 1994 de Nobelprijs voor de Vrede zouden toegekend krijgen. Reactie van Aud-Inger Aure, een Noors parlementslid voor de christendemocraten: “Het zou bespottelijk zijn de Nobelprijs voor de Vrede toe te kennen aan het IOC, een organisatie van zelfgekozen bonzen met een voormalige falangist als voorzitter.” Ook de Noorse skiloper Vegard Ulvang (drie gouden medailles in Albertville) zei: “Het IOC-beleid staat in veel opzichten haaks op het idee van de Nobelprijs voor de Vrede. Dat blijkt o.m. door het vraagstuk van de deelneming van Joegoslaven aan de Olympische Spelen in Barcelona. Dat men nu de Nobelprijs praktisch wil kopen, zegt in wezen alles over het IOC.”

CURIOSUM
Jim Thorpe was ook later nog vaak het slachtoffer van racisme toen hij noodgedwongen als profsporter aan de slag moest. Hij speelde bij een paar football- en baseball-teams, maar men vertelt dat hij ook daar vaak aan kant werd gelaten. Niets is echter minder waar. Vooral zijn football-carrière was zo indrukwekkend dat zijn beeld een vooraanstaande plaats kreeg in the American Football Hall of Fame in Canton, Ohio. Het is pas na afloop van zijn professionele carrière, toen hij al 42 was, dat hij een beetje pathetisch een eigen football-team ronselde dat uitsluitend uit indianen bestond en die in de pauze ook stammendansen uitvoerden en hun bekwaamheid met lasso en tomahawk ten toon spreidden.
Hij trad in navolging van zwemmer-Tarzan Johnny Weissmuller als curiosum ook op in een paar films (b.v. “She” uit 1935, maar ook die van zijn eigen leven, met in de hoofdrol Burt Lancaster), maar het succes bleef uit. Teleurgesteld trok Thorpe terug naar zijn reservaat, waar hij zijn indiaanse naam Wah Tho Huk (ook soms Wa Tho Huck geschreven) weer aannam (zijn Engelse naam had hij van zijn Ierse vader, een verkoper van whisky – en eender wat eigenlijk – aan de indianen). Van dan af kwam hij aan de kost als toeristische bezienswaardigheid in traditionele kledij.
Het was uiteraard niet te verwonderen dat de atleet deze afgang psychisch niet aankon en verslaafd raakte aan de drank. Hij overleed in 1953 in een woonwagen in Californië.
Zelfs een dode indiaan is echter nog geen goede indiaan, zo zou blijken. Toen zijn (derde) echtgenote immers zijn lijk liet ontgraven in de buurt van zijn geboorteplaats Shawnee in Oklahoma, om het (tegen betaling) te laten overbrengen naar Mauch Chunk, een verlaten mijnwerkersdorp in Pennsylvania, dat Jim Thorpe City werd herdoopt, in de hoop bezoekers te lokken, werd ook dat geen succes.
Toch bleef vooral zijn dochter naar eerherstel streven. Het zou echter nog tot oktober 1982 duren (wanneer de Olympische atleten dus al lang miljonairs waren), vooraleer men Jim Thorpe in zijn titels herstelde en de medailles opnieuw aan zijn familie overhandigde. Zij het dat hij zelfs dan nog “ex-aequo” werd geplaatst met de atleten die in zijn plaats de gouden medaille hadden gekregen. Het dient echter gezegd dat de begunstigden, met name de Zweed Hugo Wieslander en de Noor Ferdinand Bie, zo sportief waren van de medaille te weigeren. Toch werden ze “willens nillens” op de Olympische erelijst ingeschreven.
Ter gelegenheid van de Olympische Spelen in Los Angeles 1984 (toen Brundage dus reeds een tiental jaren was overleden), vond men dat het tijd was dat er alsnog iets zou gebeuren. Daarom mocht Jims kleinzoon Bill Thorpe als eerste het Olympisch vuur op Amerikaanse bodem dragen, samen met Gina Hemphill, de kleindochter van Jesse Owens.
Deze schamele eerbetuiging kan echter ten hoogste een schaamlapje voor het IOC zijn. Of zoals Joris Jacobs het terecht stelde bij de honderdste geboortedag (11 juni 1988): “Het tragisch wedervaren van Jim Thorpe is kenschetsend voor het patriarchale, autoritaire stelsel dat door de decennia heen, inzonderheid in het olympisch bereik, werd aangehouden.”

Referenties
Ronny De Schepper, Jim Thorpe: a man called horse, Nitro, januari 1993.
Ronny De Schepper, Jim Thorpe: a man called horse, Graffiti, februari 1995.
(foto’s Barry Langley)

(*) Daarom waarschuwde Steiner blanke zwangere vrouwen dat ze mulattenkinderen zouden krijgen als ze “negerromans” lazen. Bij zwarten overheersen immers de “lagere (seksuele) driften” blijkbaar zo sterk dat ze ook via lectuur operationeel zouden zijn!
(**) Men dient wel toe te geven dat Avery Brundage ook in andere gevallen de amateurstatus tot het uiterste wilde vrijwaren. Daarom was hij het ook die rond 1967 eiste dat de internationale wielerunie, de UCI, in twee takken werd gesplitst, de FICP en de FIAC, een splitsing die pas onder Hein Verbruggen in 1992 werd ongedaan gemaakt.
(***) De eerste zwarte die een medaille behaalde in de Olympische Spelen (een bronzen), was George Poage in 1904 (St-Louis). Hij behaalde er zelfs meteen twéé, beide op de horden (toen was dat 200 en 400 meter). Pas in 1924 (Parijs) zou een zwarte voor het eerst een gouden medaille veroveren, namelijk William Hubbard in het verspringen. Zijn prestatie wordt echter vaak over het hoofd gezien omdat tijdens diezelfde Spelen het wereldrecord in het verspringen zou worden verbeterd (het werd op 7,76 meter gebracht) door zijn blanke landgenoot Robert Legendre tijdens… de vijfkamp!

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.