Albumverjaardag – After the Goldrush

Neil Young’s After the Goldrush, deze week vijftig jaar oud, was een van de eerste lp’s die ik kocht, omstreeks 1977 denk ik. Mijn fascinatie begon met de hoes: de voorkant somber donkergrijs met goudkleurige letters, de zanger die met opgetrokken schouders door een onbestemde straat loopt, de achterkant een close-up van Young’s hippiespijkerbroek. Binnenin de uitklaphoes ligt de artiest ontspannen met gitaar op een sofa. Zoveel vrijheid en melancholie, onweerstaanbaar voor de tiener die ik was, opgroeiend in slaapstad Zoetermeer.

En dat was alleen nog maar de buitenkant van After the Goldrush. Van het vinyl stegen de prachtigste liedjes op, vol liefdespijn en eenzaamheid. In 1977 was After the Goldrush al een oude plaat. Mijn klasgenoten draaiden nieuwe lp’s van The Eagles, Fleetwood Mac, ELO en Supertramp. Dit was iets anders. Vanaf het begin van mijn luistercarrière was ik gericht op de muziek van voor mijn tijd: The Beatles, CSNY, The Band, Joni Mitchell, de soul van Stax en Motown. De rol van buitenstaander paste me destijds het beste.

Vanaf zijn eerste titelloze debuut, met daarop het veelzeggende The Loner, had Neil Young de eenzaamheid bezongen, je zou bijna zeggen gevierd. En hoeveel mensen zich daarin herkenden, bleek wel uit de grote schare fans die de Canadees vooral na zijn doorbraakalbum Harvest (1972) zou opbouwen. Bij elkaar vormden die buitenstaanders een aanzienlijke club, waarvan ik deel mocht uitmaken.

After the Goldrush laat ook zien hoe vreemd het kan gaan met reputaties. Bij verschijning maakte het gezaghebbende popmagazine Rolling Stone er gehakt van – inmiddels weet elke popliefhebber met oren aan zijn hoofd dat het album gewoon wereldklasse is, en bovendien Neil Young’s beste. Waar hem dat in zit? Misschien in het eenvoudige maar effectieve pianospel van de destijds pas 18-jarige Nils Lofgren dat het album kleurt. Of in de vele wonderschone achtergrondkoortjes, waarin onder meer Stephen Stills figureert.

Het belangrijkste is waarschijnlijk dat After the Goldrush, in tegenstelling tot bijna alle andere albums die ik ken, geen enkele zwakke plek kent. Naast de mooie introspectieve countryfolkliedjes zijn er sterke rocknummers als Southern Man en onvergetelijke niemendalletjes – ja, dat kan – als Till The Morning Comes. En natuurlijk bevat de plaat een aantal van de mooiste liedjes die Young ooit schreef.

Een daarvan is I Believe In You, met zijn ingehouden begeleiding die alle ruimte geeft aan de zanger. De titel is bedrieglijk, de kernvraag van het lied is of je een verbroken relatie ooit kunt herstellen: ‘Am I lying to you when I say that I believe in you’. Vertwijfeling klonk nooit mooier. Een andere van mijn favorieten is een melodieus en soulful rocknummer waarop Neil Young het patent heeft: When You Dance I Can Really Love. Muurbloempje realiseert zich voor het eerst dat hij echt van iemand kan houden. Dat resoneerde.

Neil Young

Het is 2020, ik luister terug en denk: wie zich een buitenstaander voelt, eenzaam, verlaten of onbegrepen, kan zich ook nu nog laven aan deze gelijkgestemde ziel die op de een of andere manier vanuit zijn eigen wanhoop troost weet te bieden. Dat probleem veroudert niet. After the Goldrush is vijftig jaar oud – en nog steeds springlevend.

Geef een reactie