Claas

Die eindeloze terugreisritten over de gladglooiende A31. De zon die maar niet zakken wilde, waar je recht naar toe reed en die de hitte slaapverwekkend hoger stookte. Nancy voorbij en Metz het volgende richtpunt. Links en rechts de graangele velden tot aan de horizon. Daaraan denk je terug wanneer de karavaan langstrekt. De touretappe die maar voortduurt, een zogeheten wandeletappe, de renners, de campionissimo’s, ze hebben geen haast, nog niet. Zo’n lange middag binnen op de bank, je zou buiten kunnen zitten, ook hier schijnt de zon. Je zou zelf de fiets kunnen pakken, of naar het strand. Nee, niks missen, alles wil je zien.

Het lange lint van 178 fietsjes, en evenveel zwoegende poppetjes in alle kleuren van de regenboog zwiert over iets kleinere wegen door de velden, toegejuicht door samendrummend volk in de dorpen. Na uren wachten en steeds meer langsscheurende auto’s, toeterende motoren en aangekondigd door erboven hangende helikopters, plots zijn ze daar. Het geluid van 356 bandjes, opgepompt tot hoeveel bar? In een flits van 23 seconden is het compacte peloton voorbij. Dan de onafzienbare rij volgwagens, een kapitaal aan blinkende reservefietsen op het dak. Dan is de weg heel even leeg, het stof daalt neer, in de goot een weggegooide bidon, tot een kind hem vindt, of een blije Tourliefhebber. Morgen gaat de Tour verder zuidwaarts naar Chalon-sur-Saône.

Gisteren finish in Colmar. Je denkt het te herkennen, de vakwerkhuisjes, de markt, daar was je. Eerder nog over het hoogste punt, de Grand Ballon, 1424 meter. En dan de Col de la Schlucht, het startpunt toen, van een sentier difficile en waarmee je je Eega een onprettige middag bezorgde. Het was niet zo makkelijk als je haar beloofde. Maar ja, je moest nu eenmaal naar de Martinswand, het massief met de prachtige klimroutes.

Toch even weggezakt, je merkt dat je hoofd een wilde beweging maakt, dit is het dus, knikkebollen. Je klikt door naar de Belg, even ander commentaar, even wakker worden. Je zou een pilsje kunnen pakken, het zou kunnen. Het is vakantie, het is de Tour. De camera zoomt in op de stofwolk in de verte. Het is zo’n groot geel monster. Een combine, een maaidorser, grote letters Claas op de zijkant. Die enorme machines die het hele jaar werkeloos staan te wachten, ergens in een loods. Zo breed dat ze de hele polderweg kunnen innemen, je moet de berm in met je fietsje. Tot opeens, zie je ze overal, snel, de oogst moet van het land. Er was zolang mogelijk gewacht, hoe groter die korrels, hoe beter.

Metz, fraaie stad aan de Moezel, waar Henk Lubberding ooit startte, een half mensenleven geleden, om haast 300 kilometer verder, in Luik te winnen. Zijn matje heeft hij nog, niet aerodynamisch. In datzelfde jaar, 1980, won Jan Raas een etappe in Nancy. Dit jaar was het Sagan die als eerste over de finish kwam in Colmar.

Nu, er is regen voorspeld, snel, het graan wordt geoogst en dat doet je pijn. De zomer is over zijn hoogtepunt en de langste dag voorbij. Jammer, voor jou mag het altijd zomer zijn. Je moet het willen zien, de schoonheid van een veld vol potentiële pasta, rennersvoer, onder de blauwe hemel, strak als een wielershirt. Heel klein, ver weg, Claas en erachter een groen tractortje met rode wieltjes en een gele kar. Dat beeld, dat onherroepelijk voor heimwee zorgt, nu al, naar die hete zomer. Prima natuurlijk, voor ons eten wordt gezorgd, brood of pasta, de oogst is goed en dat is fijn. Toch word ik er wat triestig van. Zo’n brullende gele of geelgroene combine, in gedachten noem ik ze Claas Heimwee.