De ziel van ingenieurs

1234

Tot de gesjeesde ingenieurs die redelijk succesvol zijn geworden in het literaire vak behoort de Turkse Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk. Hij was al drie jaar gevorderd in de architectuur aan de eerdbiedwaardige technische universiteit van Istanbul, toen hij besloot het bijltje erbij neer te gooien en te gaan schrijven. In ‘Istanbul, memories and the city’, zijn boek met autobiografische essays, schrijft hij daarover: ‘As my mostly uninspired teachers at the Technical University possessed the souls of engineers, had no sense of play and took no creative pleasure in architecture, their classes began to seem a waste of time.’

Zo die zit. Nou zal iedereen die de moderne Turkse architectuur heeft mogen bewonderen in de buitenwijken van Istanbul, Izmir of Ankara kunnen beamen dat fantasie niet hoog op het prioriteitenlijstje staan van Turkse bouwers en hun klanten. Zonder uitzondering zijn het vierkante torens, met balkons op de hoeken, opgetrokken uit betonnen skeletten die met holle bakstenen zijn opgevuld. Laagje pleister eroverheen, vrolijk kleurtje en klaar. Dus dat een fantasievolle auteur als Pamuk, die bovendien liever schilder was geworden, zich er niet thuis voelde, valt te billijken.

Maar wat pijn doet is Pamuks kennelijke veronderstelling dat de fantasieloze invulling van de architectuur aan de TU Istanbul te wijten viel aan de ingenieursgeest van zijn leraren. Ingenieurs zijn saai volk. Nou is dat op zich een bekend cliché onder kunstenaars, maar tijdens het lezen viel het me toch wat tegen van een intellectuele zwaargewicht als Pamuk dat hij zich eraan bezondigde, temeer daar hij zich drie jaar lang tussen de ingenieurs in spe bewogen had en dus had kunnen oppikken van de inventiviteit die van ingenieurs verlangd wordt.

Nou ben ik zelf ook een (iets later in zijn technische carrière) gesjeesde ingenieur die voor het schrijven heeft gekozen en in dat laatste ben ik nogal wat minder succesvol dan Pamuk, maar ik heb nooit gedacht dat de ongeïnspireerde docenten die ik tegenkwam in die gemoedstoestand beland waren, omdat ze ingenieurs waren. Integendeel, ik vermoedde juist dat ze hun onderwijstaken zouteloos afraffelden, omdat ze liever bezig waren met onderzoek, dat meer vergde van hun intellectuele vernuft.

Kortom, ik struikelde over dat ene zinnetje in Pamuks boek, dat me ook heel erg intrigeerde. Voor Pamuk is het genoeg om te zeggen dat zijn docenten ‘de zielen van ingenieurs’ hadden om een negatieve kwalificatie te geven. Daarna wijst hij nog op een gebrek aan speelsheid en fantasie. Het is niet helemaal duidelijk of dit uitwerkingen zijn van de kwalificatie ervoor, of dat dit extra gebreken zijn bovenop de ingenieursziel. Wat bedoelt Pamuk in ’s hemelsnaam met ‘de zielen van ingenieurs’?

In Pamuks roman ‘The new life’ is de hoofdrol weggelegd voor een student civiele techniek. Er zit een korte scène in waarin hij een college mechanica volgt en automatisch de schema’s, figuren en formules overneemt die op het bord verschijnen, terwijl zijn gedachten uitgaan naar belangrijker dingen (een boek en een meisje). De technologie kan Pamuk niet boeien, dat is helder. Wat hem precies tegenstaat blijft echter onduidelijk.

Een hekel aan precisie kan het niet zijn, want Pamuk is niet zo’n auteur die er maar wat op loswauwelt. Sterker nog, zijn romans zijn zorgvuldig gecomponeerd, met een groot gevoel voor detailvoering. Je zou haast zeggen dat ze zijn ontworpen. Speels kun je Pamuks werken niet noemen, fantasievol wel, zij het op een analytische manier, precies zoals twee andere gesjeesde ingenieurs, Fjodor Dostojevski en Robert Musil, proberen door te dringen tot de bodem van de menselijke ziel.

Zou het kunnen zijn dat Orhan Pamuk, ondanks zichzelf, een ingenieursziel bezit, dat hij in dat ene zinnetje veel meer van zichzelf blootgeeft dan hij bedoelt, namelijk dat de ingenieursziel staat voor een betonnen degelijkheid waar de lichtzinnige in spe zich aan probeert te ontworstelen en dat hij altijd gebleven is wat hij probeerde te ontvluchten? Het is een conclusie die zou passen bij de personages uit zijn romans, een conclusie die weliswaar op drijfzand gebaseerd is, maar mooi genoeg om eventjes te koesteren.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 10, 2009.