De waterstraal haal ik van de massagestand af. Er drukt al genoeg in mijn nek. Op de een of andere manier kom ik de douche niet uit. Waar het me doorgaans zo verkwikt, lijkt het alsof mijn lijf vandaag extra zwaar is. Toch stap ik uit. Zodra ik mijn spiegelbeeld zie geef ik alle frisheid op: ik glijd in mijn zure huispak. Schone huid in een oud vest. Zo moet het maar even.
Het heeft geen zin om te doen alsof het een gewone werkdag is.
Het is donderdag 26 januari.
De verjaardag van mijn dochter. Precies acht jaar geleden werd ze geboren. Dat ze kwam was een hoogtepunt in mijn leven. De bevalling was dat niet. 

Iets met zwangerschapsvergiftiging, inleiding, kind in nood en een spoedkeizersnede. Ik denk terug aan haar slechte start. Dat ik besloot voor dit meisje keihard te vechten, haar de rest van haar leven zoveel mogelijk verdriet of ellende te besparen. Op deze heftige manier je leven beginnen is al erg genoeg. Mijn unieke, sensitieve baby. Ik moet haar beschermen.
Grappig hoe hysterisch we die eerste verjaardag vierden: met een gigantische drielagen taart, sushiboot voor volwassenen en een dreumes die volledig stilviel van alle aanloop. Misschien een beetje teveel van het goede. Ik denk terug aan die keer toen ze een drumstelletje kreeg (ze vond Ome Willem het einde) en vlak daarna een zusje, en hoe spannend ze dat vond. Of toen ze zo mateloos met alle snacks was dat ik de volgende dag Chipito-chips en droge worst in alle hoeken van de slaapkamer vond.
Aan hoe leuk Puck het vindt, als iedereen s’ochtends zingend naast je bed staat.
 
Nu, op haar achtste, wordt ze voor het eerst op een verjaardag wakker zonder moeder.
Vanochtend, voor school, hebben we met Facetime gebeld. Ik zong uit volle borst, misschien iets te hard en overdreven, ik zag een blij gezicht.
‘Kijk mam, ik heb rolschaatsen gekregen van pap,’ gilde ze dolenthousiast. Mijn grote meid, mijn knappe, slimme dochter. Altijd lief voor anderen. Onzeker over alles.
Ze reed trots een rondje door het huis van haar vader, met knalroze kniebeschermers netjes over de pyjamabroek.
‘Kom je me vanmiddag ophalen van school, mama?’
‘Natuurlijk.’
‘Neem je dan wel een groot cadeau mee?’
‘Om drie uur sta ik er. Met mijn armen wijd open, cadeaus in de auto.
Klaar om met je mee te gaan naar papa.’
Ik hoop dat hij zijn hele huis heeft versierd, ballonnen opblaast en mega uitpakt. Want zij is jarig en dat moet gevierd worden. Maar ik vrees dat het niet zo is. Helaas, ik kan haar niet (meer) tegen die teleurstellingen beschermen.
 
De koffie smaakt me niet, ik knoei melk op de stoel. Mijn gevloek komt uit de tenen. De laptop is traag en email ligt eruit. Go figure.
Dan maar een muziekje aan. Ik zet de playlist op shuffle en hoor als eerste de Franse melancholiek van het Amélie-album.
Verdomd universum. Precies het liedje dat ik tijdens de weeën luisterde. Niks toeval.
Kutzooi. Onder de boosheid broeit verdriet. Ik herken het en blijkbaar moet het er gewoon uit.
Na een schaamteloze jankbui doet de espresso eindelijk z’n werk. Ook geen toeval: ik kan weer in mijn mail.
Nu wachten tot het drie uur is.